Financiering hoger onderwijs omvat de diverse middelen die studenten en instellingen in Nederland gebruiken om een studie mogelijk te maken en de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Deze pagina leidt je door de verschillende vormen van financiering hoger onderwijs, zoals de studielening en de basisbeurs, de invloed van rentetarieven op de toegankelijkheid en hoe de onderwijskwaliteit gebaat is bij voldoende investeringen, waarbij, volgens berekeningen van PwC Strategy&, wel 1,1 miljard euro extra geïnvesteerd moet worden in hoger onderwijs.
Financiering voor hoger onderwijs omvat alle financiële middelen en regelingen die het mogelijk maken voor studenten om te studeren en voor onderwijsinstellingen om kwalitatief hoogwaardig onderwijs aan te bieden in Nederland. Deze financiering hoger onderwijs bestaat uit verschillende pijlers, waaronder studiefinanciering voor studenten, zoals de basisbeurs en de studielening, en de bekostiging die de overheid verstrekt aan universiteiten en hogescholen. Het primaire doel is het waarborgen van de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs, waarbij het cruciaal is dat financiering past bij het leendoel van studenten en de investeringsbehoeften van instellingen. Hoewel hogescholen en universiteiten hebben toegezegd jaarlijks 200 miljoen euro extra te investeren in onderwijskwaliteit, daalt de overheidsbijdrage per student en is de aanvullende beurs van essentieel belang voor studenten met lage-inkomensouders, die anders te maken krijgen met minder toegankelijk onderwijs. Dit betekent dat er continuïteit in financiering nodig is om investeringen in onderwijskwaliteit op niveau te houden, zeker nu er volgens PwC Strategy& 1,1 miljard euro extra nodig is.
Studenten kunnen gebruikmaken van diverse vormen van financiering hoger onderwijs, waaronder de bekende basisbeurs, aanvullende beurs en studieleningen, aangevuld met specifieke overheidsregelingen en subsidies. Denk hierbij aan het collegegeldkrediet, studievouchers van 2.000 euro voor studenten onder het leenstelsel, en gerichte subsidies zoals het Levenlanglerenkrediet en het STAP-budget. Daarnaast zijn er bijzondere regelingen zoals renteloze leningen of giften tot € 5.000 voor studenten die buiten de reguliere kaders vallen of voor kansarme jongeren, en subsidies voor vervolgopleidingen of onderzoek in het buitenland met bedragen variërend tussen € 500 en € 20.000. De details over deze mogelijkheden en de bijbehorende voorwaarden worden in de volgende secties uitgebreid behandeld.
De basisbeurs en aanvullende beurs zijn sleutelfiguren in de financiering hoger onderwijs in Nederland, ontworpen om studeren voor iedereen haalbaar te maken. De basisbeurs biedt een vaste maandelijkse ondersteuning aan studenten en vormt een onderdeel van het prestatiebeurssysteem, waarbij het recht op het studenten-OV automatisch is inbegrepen. Om studenten tegemoet te komen, is de basisbeurs voor studenten in 2023 verhoogd. Aan de andere kant staat de aanvullende beurs, specifiek gericht op studenten uit gezinnen met een lager inkomen. Deze beurs is een onmisbare schakel voor studenten met ouders met een laag inkomen, een beleid dat deels voortkwam uit gelden die vrijkwamen door de eerdere afschaffing van de basisbeurs, om zo aanvullende beurzen voor studenten met ouders met laag inkomen te versterken. Het recht op en de hoogte van deze aanvullende beurs zijn afhankelijk van het inkomen van de ouders, het aantal studerende kinderen en diverse andere factoren. De maximale aanvullende beurs bedraagt €457,60, waarmee het een substantiële bijdrage levert aan de studiekosten.
De studielening is een belangrijke vorm van financiering hoger onderwijs, waarbij studenten geld lenen om hun studiekosten te dekken. De rentetarieven op deze leningen bepalen hoeveel de studielening uiteindelijk kost en zijn daarom een centraal aandachtspunt. Vanaf 2023 zijn de rentes op studieleningen in Nederland meer dan vijf keer zo hoog geworden dan eerder beloofd, en deze blijven ook in 2024 veel hoger dan verwacht. Dit heeft een directe impact op studenten; waar studenten met studieschuld die hun studie startten vóór het leenstelsel vanaf 18 oktober 2022 een rente van 1.78% betaalden, is de huidige situatie voor veel studenten nog ongunstiger. Deze forse stijging betekent dat de financiële last voor veel studenten aanzienlijk zwaarder is dan voorzien, wat hen waarschijnlijk hun hele leven zal beïnvloeden.
De Nederlandse overheid biedt diverse regelingen en subsidies om kwetsbare groepen in de samenleving te ondersteunen. Deze subsidies van overheidswege zijn vastgelegd in wet- en regelgeving, met als doel het verbeteren van hun levensomstandigheden en het vergroten van kansen, waaronder toegang tot onderwijs. Tot deze kwetsbare groepen behoren bijvoorbeeld ouderen, gehandicapten, vluchtelingen, mensen met lagere inkomens, en gezinnen in armoede, inclusief kinderen en jongeren die opgroeien in armoede.
Overheidsregelingen bieden financiële ondersteuning voor initiatieven gericht op primaire levensbehoeften, zelfredzaamheid, zelfontplooiing en zingeving, naast arbeidsparticipatie en voedselzekerheid. Ook in sectoren zoals zorg, onderwijs, natuur en cultuur zijn er subsidies beschikbaar. Non-profitorganisaties die deze doelgroepen helpen, kunnen hiervoor subsidies aanvragen, met bedragen die voor sommige regelingen tot € 200.000 per jaar kunnen oplopen, wat essentieel is voor de veerkracht van deze groepen. Deze ondersteuning is indirect van groot belang voor de financiering hoger onderwijs van studenten uit kwetsbare achtergronden, doordat het algemene kosten van levensonderhoud verlaagt of toegang biedt tot cruciale voorbereidende trajecten.
De financiering hoger onderwijs in Nederland is inderdaad vastgelegd in diverse wettelijke kaders en regels die de structuur, rechten en plichten bepalen. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is hierin leidend, aangevuld met bredere wetgeving zoals de Comptabiliteitswet, het Besluit Financiën Rijk (FEZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor subsidieverstrekking. Deze regelgeving waarborgt een ordentelijk financieel beheer en de verdeling van middelen, welke aspecten verder worden uitgediept in de volgende secties.
Het leenstelsel en de bekostiging van universiteiten en hogescholen zijn nauw met elkaar verbonden, aangezien het leenstelsel initieel bedoeld was om extra middelen vrij te maken voor onderwijskwaliteit. Echter, universiteiten en hogescholen in Nederland braken op 25 januari 2018 hun belofte over de besteding van het leenstelselgeld, waardoor de beoogde kwaliteitsverbeteringen niet overal op de afgesproken manier tot stand kwamen. Deze breuk in vertrouwen raakt direct de financiering hoger onderwijs en de investeringsmogelijkheden voor instellingen. Daarnaast heeft de invoering van het leenstelsel geleid tot een aanzienlijke daling in het aantal studenten, met 23.000 minder studenten sinds 7 juni 2013, wat de instroom en daarmee de bekostiging van de onderwijsinstellingen onder druk zet. Er wordt ook bepleit dat universiteiten meer bekostiging verdienen voor schakeltrajecten, om zo de toegankelijkheid en doorstroom naar het hoger onderwijs te verbeteren.
Om in aanmerking te komen voor studiefinanciering in Nederland, is het essentieel om aan een aantal basisvoorwaarden te voldoen, die ervoor zorgen dat de financiering hoger onderwijs terechtkomt bij wie dit nodig heeft. Allereerst moet je voltijd of duaal ingeschreven staan bij een erkende mbo-, hbo- of wo-opleiding. Het recht op studiefinanciering start al vanaf de eerste maand van je studie, zelfs als je op dat moment jonger bent dan 18 jaar; in zo’n geval is toestemming van de ouders wel nodig voor de aanvraag. Daarnaast is je nationaliteit of verblijfsstatus van belang. Voor studenten ouder dan 30 jaar is er het Levenlanglerenkrediet als specifieke leenoptie.
Voor de aanvullende beurs gelden aanvullende voorwaarden: deze is specifiek bedoeld voor studenten met ouders die niet of nauwelijks kunnen meebetalen aan de studie. Zo gold voor studiejaar 2023/2024 dat een minimale aanvullende beurs van toepassing is bij een ouderlijk inkomen van ten minste €70.000. Het is ook mogelijk om Nederlandse studiefinanciering mee te nemen voor een volledige bachelor of master in het buitenland, mits de buitenlandse opleiding van voldoende kwaliteit is en je geen studietoelage van een buitenlandse overheid ontvangt.
Studenten in Nederland hebben wettelijk vastgelegde rechten die hun onderwijs en studieloopbaan beschermen, terwijl de naleving van beloofde investeringen in die onderwijskwaliteit een terugkerend aandachtspunt blijft binnen de financiering hoger onderwijs. De rechten en plichten van studenten zijn gebundeld in het Studentenstatuut van onderwijsinstelling, aangevuld met aanvullende procedures ter bescherming van rechten studenten en specifieke regelingen zoals in de WHW artikel 7.34. Studentenorganisaties pleiten al langer voor meer rechten voor studenten en benadrukken dat kwetsbare groepen, zoals schakelstudenten, niet altijd goed beschermd worden en soms zelfs beroofd van hun rechten worden, bijvoorbeeld wat betreft medezeggenschap. Daarom is het instemmingsrecht op alle zaken die het onderwijs direct raken cruciaal, en de Studentenlijn biedt heldere uitleg over rechten van studenten voor diverse vraagstukken.
De beloofde investeringen in onderwijskwaliteit blijven in veel gevallen uit, ondanks eerder gemaakte afspraken die de financiering hoger onderwijs moesten verbeteren. Zo bedroegen de voorinvesteringen onderwijskwaliteit die aan studenten werden beloofd aanvankelijk 600 miljoen euro, maar werd hiervan door 2018 slechts 280 miljoen euro daadwerkelijk uitgegeven. Gelukkig besloot de Tweede Kamer op 5 juni 2018 dat studenten zonder basisbeurs alsnog de beloofde investering in onderwijskwaliteit zouden krijgen. Echter, volgens rapportages blijven investeringen in kwaliteit van onderwijs in Nederland nog vaak uit, wat zorgwekkend is gezien de eerdere constatering van PwC Strategy& dat 1,1 miljard euro extra nodig is om de onderwijskwaliteit echt op niveau te brengen. Dit onderstreept de noodzaak dat universiteiten en hogescholen transparant moeten zijn over de besteding van middelen en kwaliteit van onderwijs altijd voorop moet staan bij de toekenning van kwaliteitsgelden.
De aanvraag van financiering hoger onderwijs begint meestal met het indienen van een formulier, dat je vaak online of per e-mail kunt versturen. Voordat je start, is het slim om goed te kijken of je voldoet aan de eisen en welke voorwaarden er precies gelden. Meer details over deze stappen en wat er komt kijken bij verschillende soorten financiering vind je in de volgende secties.
Het aanvragen van studiefinanciering in Nederland volgt een helder stappenplan, voornamelijk via DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs), om jouw financiering hoger onderwijs te regelen. Een gestructureerde aanpak zorgt ervoor dat je niets over het hoofd ziet en je aanvraag op tijd wordt verwerkt.
Om zeker te weten of je in aanmerking komt voor financiering hoger onderwijs en wat de exacte voorwaarden zijn, is het slim om dit grondig te controleren voordat je een aanvraag doet. Dit helpt je om verrassingen te voorkomen en weloverwogen keuzes te maken. Het begint al bij de toelating tot je opleiding, want je moet altijd voldoen aan de selectiecriteria gesteld door onderwijsinstelling voor de studie van je keuze, aangezien zonder toelating geen recht op studiefinanciering mogelijk is.
Daarnaast is het belangrijk om je te verdiepen in de financiële controle die DUO uitvoert. Voor een studieleningaanvraag kijkt DUO, net als andere kredietverstrekkers, niet alleen naar het inkomen van je ouders voor de aanvullende beurs, maar ook naar je eigen inkomsten en vaste lasten als student. Zo wordt beoordeeld of je de lening later verantwoord kunt terugbetalen. Zorg dat je een helder beeld hebt van al deze aspecten, inclusief de actuele rentetarieven en aflossingsvoorwaarden, om goed voorbereid te zijn op je financiële toekomst.
De kosten en vergoedingen verbonden aan financiering hoger onderwijs omvatten enerzijds het collegegeld, bijkomende studiekosten en de rentelasten op studieleningen, en anderzijds diverse beurzen, leningen en subsidies. Sinds de invoering van het leenstelsel zijn de studiekosten in Nederland aanzienlijk gestegen door factoren zoals de afschaffing van de basisbeurs en hogere rente op studieleningen, waardoor ouders ook meer bijdragen aan de studie van hun kinderen. Deze en andere gerelateerde financiële aspecten worden uitgebreider toegelicht in de onderstaande secties.
Collegegeld en bijkomende kosten vormen de financiële kern van een studie en zijn een cruciaal onderdeel van de totale financiering hoger onderwijs die studenten moeten regelen. Volgens berekeningen van het Nibud bedragen de gemiddelde maandelijkse studiekosten, inclusief alle bijkomende uitgaven, maar liefst € 1.044. Het wettelijk collegegeld, dat in 2024 rond de € 2.500 per jaar ligt, zal bovendien voor het collegejaar 2024-2025 met meer dan € 200 stijgen. Voor studenten die een tweede bachelor- of masteropleiding volgen, is er een belangrijk onderscheid: zij betalen normaal gesproken het instellingscollegegeld van circa € 15.000 per jaar, hoewel in uitzonderlijke gevallen het wettelijk collegegeld van toepassing kan zijn.
Naast het collegegeld omvatten bijkomende kosten essentieel studiemateriaal zoals boeken, syllabi en digitale leermiddelen, waarvoor studenten gemiddeld € 58 per maand uitgeven. Het is belangrijk te weten dat onderwijsinstellingen in Nederland voor veel diensten geen extra bijdrage mogen vragen, zoals voor administratiekosten, scriptiebegeleiding of het gebruik van studentenvoorzieningen. Wel mogen zij kosten in rekening brengen voor specifieke zaken, zoals een vertraagde inschrijvingsboete voor tentamens (maximaal € 20), kosten verbonden aan practica (denk aan veiligheidsbrillen), verzekeringen of deelname aan sportfaciliteiten en festiviteiten. Een andere belangrijke kostenpost voor de toekomst: studenten die hun studie langer dan één jaar uitlopen, moeten vanaf 2025 rekening houden met een extra collegegeld van € 3.000 per jaar.
De rente en aflossingsvoorwaarden van studieleningen zijn doorslaggevend voor de uiteindelijke kosten van je financiering hoger onderwijs. Hoewel de rente op studieleningen al sinds 2023 meer dan vijf keer zo hoog is geworden dan eerder beloofd, met langdurige financiële gevolgen voor studenten, focussen de aflossingsvoorwaarden zich op de termijn en flexibiliteit van terugbetaling. Deze rentestijging is mede veroorzaakt door een wijziging in hoe de rente wordt vastgesteld, van een 5-jaarsrente naar een 10-jaarsrente, wat de maandlasten bij het aflossen van je studieschuld kan verhogen. Voor studenten met een studielening tegen 0% rente, bijvoorbeeld uit een periode met lagere rentes, geldt een lange aflostermijn van 35 jaar. Zij hebben de mogelijkheid tot flexibele aflossing, wat betekent dat periodieke betalingen niet strikt vereist zijn en het bedrag zelfs in één keer mag worden terugbetaald. Het rentetarief wordt regelmatig opnieuw vastgesteld; zo kunnen studenten die begin 2023 stopten met lenen een verwacht rentepercentage van 3 tot 4 procent over hun gehele studieschuld tegemoet zien, vastgezet voor een periode van vijf jaar.
Naast de reguliere studiefinanciering zijn er diverse subsidies en extra financieringsmogelijkheden beschikbaar die studenten en onderwijsinstellingen ondersteunen in het hoger onderwijs. Dit landschap van financiële steun omvat duizenden regelingen, vaak van aanvullende aard, gericht op specifieke behoeften zoals schakeltrajecten, steun voor studenten met een laag inkomen, of voor innovatieve onderwijsprojecten. Hoe je deze mogelijkheden benut en welke impact ze hebben op je financiering hoger onderwijs, wordt uitgebreid besproken in de volgende secties.
Subsidies voor schakeltrajecten en doorstroomprogramma’s vormen een belangrijk onderdeel van de financiering hoger onderwijs, met als doel de overstap tussen onderwijsniveaus te vergemakkelijken en gelijke kansen te bevorderen. Schakeltrajecten, ook bekend als pre-masters, zijn wettelijk verplichte onderwijsprogramma’s die Nederlandse universiteiten aanbieden om studenten met een hbo-diploma of een wo-bachelor uit een andere studierichting voor te bereiden op een universitaire master. Deze trajecten zijn van doorslaggevend belang voor de doorstroom en sociale mobiliteit in het hoger onderwijs, en zijn vooral een uitkomst voor ‘stapelaars’ en ‘eerste generatie studenten’ die anders minder gemakkelijk toegang zouden krijgen tot academisch onderwijs. De erkenning van schakeltrajecten als voltijdsopleidingen is cruciaal, omdat dit studenten recht geeft op studiefinanciering, een OV-kaart en huisvesting; een punt waar studentenorganisaties zoals de LSVb historisch voor hebben gepleit, vooral omdat schakeltrajecten die als contractonderwijs worden aangeboden, vaak niet in aanmerking komen voor de normale regelingen. VSNU-voorzitter Karl Dittrich heeft de gerichte bekostiging van schakelprogramma’s als een logische en noodzakelijke maatregel bestempeld, gezien het maatschappelijk belang van doorstroming.
Specifiek voor het versterken van de doorstroom van beroepsonderwijs naar vervolgopleidingen bestaat er een subsidieregeling die streeft naar een naadloze overgang tussen onderwijsniveaus. Deze regeling heeft een aanzienlijk jaarbudget van 49.140.000 euro, met per uitgifte subsidiebedragen die kunnen oplopen tot 1.260.000 euro. De focus ligt op het ontwikkelen van aansluitende opleidingsroutes, waarbij onderwijsprogramma’s op elkaar afgestemd moeten zijn en gericht op sectoren met arbeidsmarkttekorten, zoals techniek, zorg, onderwijs, klimaat en kinderopvang. Voor 2025 kunnen aanvragen voor deze subsidie worden ingediend in de periode van augustus tot september. Deze subsidies bieden zo directe financiële steun aan initiatieven die bijdragen aan de professionalisering en doorstroom binnen essentiële maatschappelijke sectoren.
De primaire vorm van financiering hoger onderwijs voor studenten met een laag inkomen is de aanvullende beurs, specifiek ontworpen om studeren haalbaar te maken wanneer ouders niet of nauwelijks kunnen meebetalen. De hoogte van deze beurs hangt direct af van het inkomen van de ouders en het aantal studerende kinderen. Zo ontvangen studenten met ouders die minder dan €46.000 per jaar verdienen een beurs, terwijl een ouderlijk inkomen van minder dan €30.000 per jaar een beurs van €365 per maand kan opleveren. Voor studiejaar 2023/2024 gold een minimale aanvullende beurs bij een ouderlijk inkomen van ten minste €70.000, met een maximale beurs van €457,60. Deze financiële steun is cruciaal, vooral omdat studenten uit gezinnen met minder draagkrachtige ouders vaak degenen zijn die het meest moeten lenen.
Naast de aanvullende beurs zijn er andere gerichte hulpmiddelen beschikbaar, zoals de subsidie studiefonds voor mensen met een minimuminkomen, bedoeld voor studenten of cursisten met een beperkt inkomen die zich graag willen ontwikkelen. Ook kunnen kansarme jongeren die buiten de reguliere financieringsregelingen vallen, in aanmerking komen voor een renteloze studielening of een gift tot €5.000. De financiële druk op deze studenten is groot; volgens de Landelijke Studentenvakbond krijgt maar liefst een derde van de studenten geen financiële ouderlijke bijdrage, waardoor zij vaker gedwongen zijn te lenen. Bovendien ervaren studenten door recente ontwikkelingen 113 euro per maand minder netto inkomen, wat hun financiële problemen verder verergert en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een lager inkomen onder druk zet.
Het leenstelsel, dat van 2015 tot 2023 de basisbeurs verving, was een systeem voor financiering hoger onderwijs waarbij studenten voornamelijk studieleningen moesten afsluiten om hun studie te bekostigen. Dit betekende voor veel studenten, inclusief mijzelf, dat men zich diep in de schulden moest steken om te kunnen studeren, wat een zware financiële last creëerde. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zelfs erkend dat het leenstelsel ongelijkheid creëert tussen generaties, omdat jongeren onder dit stelsel vaker en meer leenden.
De directe invloed van het leenstelsel op mijn persoonlijke situatie is de druk op mijn inkomen en de grotere afhankelijkheid van bijbanen, naast de studielening die ik heb moeten aangaan. De voorlichting over de gevolgen van het leenstelsel aan studenten en scholieren liep bovendien achter, wat de onzekerheid over mijn financiële toekomst vergrootte. Bij het aflossen van zo’n lening geldt overigens dat je maximaal 4 procent van je maandinkomen hoeft af te dragen, maar de studieschuld blijft een belangrijk aandachtspunt.
Door proactief te zoeken en diverse regelingen te benutten, kun je jouw studiekosten verlagen met subsidies die bijdragen aan de financiering hoger onderwijs. Je kunt als particulier en student subsidie voor studiekosten aanvragen voor zowel universitair, hoger, middelbaar als beroepsonderwijs, waarbij de studiebeurs bijvoorbeeld de kosten van het inschrijvingsgeld kan verlagen. Het aanvragen gebeurt vaak via een online formulier op de website van een fonds of via een e-mailaanvraag, zoals voor kansarme jongeren die in aanmerking komen voor een renteloze studielening of een gift tot € 5.000. Voor studenten die buiten de reguliere financieringsregelingen vallen, is het essentieel om deze specifieke fondsen te onderzoeken om zo de totale financiële last te verminderen.
Rente verhogingen op studieleningen leiden tot aanzienlijke financiële lasten voor studenten, waardoor zij dieper in de schulden raken dan oorspronkelijk verwacht. Deze stijgingen, die sinds 2023 meer dan vijf keer hoger zijn dan eerder beloofd, worden door velen ervaren als een klap in het gezicht van studenten. De concrete gevolgen zijn dat de gemiddelde studieschuld tijdens de studie met 500 euro kan stijgen, en de totale schuld bij het aflossen zelfs met duizenden euro’s extra, wat de maandlasten voor de financiering hoger onderwijs direct verhoogt. Dit vergroot de kans op financiële problemen en het risico op het niet kunnen terugbetalen van de lening, wat bijdraagt aan een verminderde toegankelijkheid van onderwijs.
Om jouw eligibility voor een aanvullende beurs te controleren, kun je het beste direct informatie inwinnen via DUO, de instantie die de financiering hoger onderwijs regelt in Nederland. Het recht op deze beurs is voornamelijk afhankelijk van het inkomen van je ouders, het aantal studerende kinderen in het gezin en andere specifieke factoren. Wist je bijvoorbeeld dat studenten met een ouderlijk inkomen van maximaal €35.200 (vanaf studiejaar 2023/2024) aanspraak maken op de maximale aanvullende beurs? Dit is een belangrijke drempel om te kennen. Het is zonde om deze waardevolle ondersteuning mis te lopen; onderzoek toont aan dat meer dan 25 procent van de eerstejaars studenten die recht hebben op een aanvullende beurs, deze niet aanvragen. Daarom is het cruciaal om alle voorwaarden grondig te bekijken, zeker omdat de aanvraagprocedure voor sommigen als problematisch wordt ervaren. Wees proactief en zorg dat je alle nodige gegevens bij de hand hebt om te zien of je in aanmerking komt.
Hoewel universiteiten en hogescholen hebben toegezegd jaarlijks 200 miljoen euro extra te investeren in onderwijskwaliteit, blijkt uit verschillende rapportages dat de daadwerkelijke investeringen vaak achterblijven bij de beloftes. Zo hebben universiteiten en hogescholen in Nederland minder geïnvesteerd in onderwijskwaliteit dan toegezegd, met een tekort dat in de honderden miljoenen euro’s loopt, vooral rond de besteding van het leenstelselgeld. Studentenorganisaties zoals LSVb en ISO benadrukken daarom de noodzaak voor transparantie over hoe middelen worden omgezet in verbeterde onderwijskwaliteit; de VSNU publiceerde in 2015 een lijst met extra investerende universiteiten en de gezamenlijke lancering van ‘Studie in Cijfers’ in 2014 helpt studenten bij het informeren over studiekeuze. Desondanks blijven algemene investeringen in kwaliteit van onderwijs in Nederland vaak uit, wat de druk op de financiering hoger onderwijs verder vergroot en de roep om substantiële extra middelen – zoals de 1,1 miljard euro die PwC Strategy& noodzakelijk acht – des te urgenter maakt voor een duurzame verbetering.
Financiering van hoger onderwijs is van vitaal belang om studeren voor iedereen toegankelijk te maken en de kwaliteit van het onderwijs in Nederland te waarborgen. Voor studenten betekent adequate financiering de mogelijkheid om zich te ontwikkelen, zonder dat hoge schulden of financiële drempels de weg naar een diploma blokkeren. Dit is te zien aan het belang van ondersteuning voor studenten met lage inkomens en de noodzaak van financiering voor schakeltrajecten, waar studentenorganisaties al lang om roepen. Voor onderwijsinstellingen zorgt voldoende financiering ervoor dat zij kunnen investeren in onderwijskwaliteit, zoals meer docenten per student, en dat innovatie en gespecialiseerde programma’s zoals schakeltrajecten mogelijk blijven. In de volgende secties lees je meer over de invloed van financiering op de toegankelijkheid en kwaliteit, en de rol van de overheid en onderwijsinstellingen bij deze investeringen.
Financiering heeft een directe en aanzienlijke invloed op zowel de toegankelijkheid als de kwaliteit van onderwijs. Adequate financiering hoger onderwijs is essentieel om ervoor te zorgen dat alle studenten, ongeacht hun achtergrond, de mogelijkheid hebben om te studeren. Zo uitten studenten in Nederland al langer zorgen over de toegankelijkheid van onderwijs, omdat het hoger onderwijs steeds minder toegankelijk wordt, in het bijzonder voor studenten met een lager inkomen – een probleem dat LSVb-voorzitter Carline van Breugel direct koppelde aan het financieringsstelsel. Dit roept de vraag op: wat betekent deze financiële druk voor de sociale mobiliteit in Nederland?
Tegelijkertijd draagt passende financiering bij aan de onderwijskwaliteit door investeringen in docenten, faciliteiten en innovatie. Waar bij de invoering van het leenstelsel nog gesproken werd over eerlijke systeemtoegankelijkheid voor studenten op hogeschool en universiteit en de belofte dat studiefinanciering van alle studenten in Nederland zou worden ingezet voor verbetering van het hele hoger onderwijs, blijken universiteiten en hogescholen in Nederland minder te hebben geïnvesteerd in onderwijskwaliteit dan toegezegd. Dit tekort aan investeringen beperkt de verdere ontwikkeling, bijvoorbeeld in zaken als het faciliteren van stilteruimtes, die essentieel zijn voor de toegankelijkheid en het welzijn van studenten en leerlingen.
De rol van de overheid en onderwijsinstellingen in investeringen is cruciaal voor de ontwikkeling en toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De regering van Nederland beloofde in 2015 wel 1 miljard euro te investeren in beter en toegankelijker hoger onderwijs, mede door de afschaffing van de basisbeurs. Hoewel deze investering gericht was op kwaliteitsverbetering, blijkt uit verschillende rapportages dat de hoger onderwijs sector in Nederland nog steeds snakt naar investeringen en dat het kabinet de sector in de kou laat staan. Toch benadrukt de LSVb dat een investering in hoger onderwijs door overheid een dubbele opbrengst kan leveren, wat het belang van continue financiële steun onderstreept voor de algehele financiering hoger onderwijs.
Onderwijsinstellingen zelf hebben ook een belangrijke verantwoordelijkheid op zich genomen. Zij spraken toe jaarlijks 200 miljoen euro per jaar te investeren in kwaliteit van onderwijs bij de invoering van het leenstelsel, vooruitlopend op de opbrengsten. Echter, universiteiten en hogescholen in Nederland hebben minder geïnvesteerd in onderwijskwaliteit dan toegezegd, met een verschil van honderden miljoenen euro’s. Zo werd van de beloofde 600 miljoen euro aan voorinvesteringen, slechts 280 miljoen euro daadwerkelijk uitgegeven in 2018. Studentenorganisaties zoals LSVb en ISO pleiten daarom voor structurele investeringen van 1.1 miljard euro, naast meer transparantie over hoe middelen effectief worden besteed, en benadrukken dat onderwijsinstellingen steeds vaker en beter samenwerken met overheid en bedrijven voor innovatie.
Naast studiefinanciering zijn er diverse manieren om een lening voor een uitbouw van je woning te regelen, met de hypotheek verhogen, een persoonlijke lening en een doorlopend krediet als de belangrijkste opties. Een lening voor de aanbouw van een woning kan worden gebruikt voor de financiering van een uitbreiding of renovatie, ongeacht of je de verbouwing zelf uitvoert of een bouwer inhuurt. Om een helder beeld te krijgen van de mogelijkheden, is het goed om de kenmerken van deze opties te begrijpen.
Het verhogen van je hypotheek is een veelvoorkomende keuze, vooral bij grotere verbouwingen, waarbij je vaak de overwaarde van je woning kunt benutten. Voor studenten met een studieschuld kan dit echter invloed hebben op de maximale hypotheek die zij kunnen krijgen, omdat kredietverstrekkers kijken naar het totale financiële plaatje, inclusief bestaande schulden en inkomsten. Een persoonlijke lening biedt meer zekerheid over maandelijkse rente- en aflossingsbedragen, omdat deze gedurende de looptijd vaststaan. Bovendien is de rente van een persoonlijke lening die gebruikt wordt voor een uitbouw vaak fiscaal aftrekbaar. Voor uitbouwkosten onder de €25.000 is een persoonlijke lening vaak zelfs voordeliger dan het verhogen van de hypotheek, gezien de bijkomende kosten voor hypotheekaanpassingen. Als laatste optie is er het doorlopend krediet, dat meer flexibiliteit biedt; je kunt geld opnemen wanneer je het nodig hebt en afgeloste bedragen opnieuw opnemen, al variëren de rentetarieven bij deze leenvorm wel. Het is verstandig om altijd een extra leenbedrag aan te vragen (denk aan 5% bovenop de verwachte kosten) om onverwachte verbouwingskosten op te vangen. Extra geld dat niet nodig blijkt, kan eenvoudig worden terugbetaald aan de kredietverstrekker door extra af te lossen, wat de totale kosten weer verlaagt.
Als student een auto financieren is mogelijk, zelfs met een beperkt budget en lopende studiefinanciering, maar vereist wel een zorgvuldige afweging van de beschikbare opties en aandachtspunten. Het biedt je de flexibiliteit om een auto te kiezen die past bij je behoeften, zelfs als je niet direct het volledige bedrag met gespaard geld kunt betalen.
Aangezien veel studenten niet in staat zijn om een auto in één keer met eigen middelen te betalen of hun spaargeld willen behouden voor bijvoorbeeld collegegeld of onverwachte kosten, kan autofinanciering een goede oplossing zijn. Het stelt je in staat om een auto te kopen met behulp van een lening, waarbij de terugbetaling flexibel in termijnen kan plaatsvinden, wat essentieel is naast je bestaande financiering van je studie. Bij het overwegen van een autolening is het cruciaal om te kijken naar de beheersbaarheid van je maandlasten, rekening houdend met je inkomsten en eventuele studieleningverplichtingen, aangezien kredietverstrekkers je kredietwaardigheid beoordelen op basis van je inkomen en bestaande schulden. Denk daarom goed na over de looptijd en een eventuele aanbetaling om de maandelijkse kosten zo laag mogelijk te houden.
Als student een verbouwing met een hypotheek financieren is mogelijk, maar vereist extra aandacht voor je specifieke financiële situatie, met name je studielening en inkomsten. Net als elke woningeigenaar kun je een verbouwing financieren door je bestaande hypotheek te verhogen, een tweede hypotheek af te sluiten, of je huidige hypotheek over te sluiten, waarbij een hypothecaire lening voor verbouwingen wordt ingezet voor projecten zoals een nieuwe keuken of badkamer. Echter, houd er rekening mee dat een verbouwing vaak niet volledig via een bouwdepot kan worden meegefinancierd, omdat de waardetoename van je woning volgens een taxateur vaak slechts circa 50 procent van de verbouwingskosten bedraagt, hoewel de totale hypotheek maximaal 100 procent van de woningwaarde ná verbouwing mag zijn. Voor studenten is het cruciaal dat geldverstrekkers bij het bepalen van de maximale leencapaciteit ook kijken naar de maandelijkse lasten van je studieschuld, die onderdeel uitmaakt van de bredere financiering hoger onderwijs. Je kansen om een hogere hypotheek voor een verbouwing te krijgen, worden vergroot door voldoende spaargeld als eigen inbreng te hebben, aangezien dit het te lenen bedrag verlaagt en je financiële draagkracht toont. Bovendien kan een verbouwingshypotheek pas worden verstrekt als je woningwaarde hoger is dan bij aankoop, of wanneer je al ruimte hebt gecreëerd door eerdere aflossing van je hypotheek.