Geld lenen kost geld

Wat is leerlinggebonden financiering en hoe werkt het?

Wat is je leendoel?
€100 €75.000

Leerlinggebonden financiering, ook wel bekend als het ‘rugzakje’, was een financieel systeem dat ouders de mogelijkheid bood om extra zorg en ondersteuning voor hun kind met speciale behoeften in het reguliere onderwijs te regelen. Het hoofddoel was om inclusie te bevorderen en de doorstroom naar het speciaal onderwijs te verminderen, maar dit systeem is sinds de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014 vervangen door een andere aanpak.

Op deze pagina verkennen we de definitie, de oorspronkelijke voorwaarden en de praktische toepassing van leerlinggebonden financiering, en lichten we toe hoe de huidige wetgeving onder de Wet passend onderwijs de financiering voor onderwijsondersteuning heeft hervormd, inclusief antwoorden op veelgestelde vragen.

Samenvatting

Definitie en doel van leerlinggebonden financiering

Leerlinggebonden financiering, beter bekend als het ‘rugzakje’, was een financieel systeem dat specifiek de integratie van kinderen met speciale behoeften in het reguliere onderwijs mogelijk maakte. Het werd in 2003 geïntroduceerd via het beleidsplan ‘De rugzak’ en de Wet leerlinggebonden financiering (LGF-wet), die onder andere voor het voortgezet onderwijs in werking trad. Het primaire doel van deze leerlinggebonden financiering was tweeledig: het bevorderen van inclusie van kinderen met beperkingen in het reguliere onderwijs en tegelijkertijd de toestroom naar het speciaal onderwijs verminderen. Dit systeem maakte het mogelijk dat ouders, op basis van een onafhankelijke indicatiestelling, zelf zorgondersteuning binnen het reguliere onderwijs konden kiezen. Zo werden scholen in de buurt gestimuleerd en zelfs ‘gedwongen’ om de benodigde zorg en ondersteuning te bieden, waardoor het reguliere onderwijs toegankelijker werd voor deze leerlingen.

Voor wie is leerlinggebonden financiering bedoeld?

Leerlinggebonden financiering, ook wel bekend als het ‘rugzakje’, was primair bedoeld voor kinderen met speciale behoeften of beperkingen. Dit financiële systeem stelde hun ouders in staat om zelf de benodigde extra zorg en ondersteuning te regelen, waardoor deze leerlingen geplaatst konden worden in het reguliere onderwijs en zo in een buurtschool konden blijven. Het belangrijkste doel was om de inclusie van deze kinderen te bevorderen en tegelijkertijd de toestroom naar het speciaal onderwijs te verminderen, door reguliere scholen te stimuleren adequate begeleiding te bieden.

Voorwaarden en regelgeving rondom leerlinggebonden financiering

De voorwaarden en regelgeving rondom leerlinggebonden financiering waren specifiek ontworpen om ouders de regie te geven over de ondersteuning van hun kind. Voordat het budget werd toegekend, was een onafhankelijke indicatiestelling noodzakelijk, die bepaalde of een kind in aanmerking kwam voor deze extra financiële middelen. Ouders van leerlingen waren zelf verantwoordelijk voor het regelen van deze leerlinggebonden financiering, wat hen de vrijheid gaf om zelf zorgondersteuning te kiezen binnen het reguliere onderwijs. Een belangrijke regel was dat de schoolfinanciering en de werkelijke onderwijsaanwezigheid van de leerling altijd moesten overeenkomen, om ervoor te zorgen dat de middelen effectief werden ingezet. Bovendien bleef het individuele leerlingbudget behouden als een leerling van groep wisselde of tijdelijk afwezig was, wat zorgde voor continuïteit en flexibiliteit in de ondersteuning.

Wet leerlinggebonden financiering (LGF-wet) en beleidsplan ‘De rugzak’

De Wet leerlinggebonden financiering (LGF-wet) en het beleidsplan ‘De rugzak’ vormden in 2003 de wettelijke en beleidsmatige basis voor de introductie van leerlinggebonden financiering in Nederland. Dit systeem hield in dat een specifiek budget voor extra zorg en ondersteuning direct met de leerling met zorgbehoefte meeging naar de reguliere school, waarbij het geld expliciet naar de school ging en niet naar de ouders. De primaire bedoeling van het beleidsplan was om scholen in de buurt te dwingen om de benodigde zorg en ondersteuning aan te bieden, zodat de toestroom naar het speciaal onderwijs kon worden verminderd en inclusie in het reguliere onderwijs werd bevorderd.

Onafhankelijke indicatiestelling als voorwaarde

De onafhankelijke indicatiestelling was een essentiële voorwaarde voor het verkrijgen van leerlinggebonden financiering. Deze externe en objectieve beoordeling was noodzakelijk om vast te stellen of een kind met speciale behoeften in aanmerking kwam voor de extra financiële middelen. Door de juistheid en volledigheid van het dossier te toetsen, zorgde de indicatiestelling ervoor dat de kwalificatie voor de financiering eerlijk en transparant verliep. Dit proces, uitgevoerd door een onafhankelijke partij, was cruciaal om belangenverstrengeling te voorkomen en te waarborgen dat de middelen daadwerkelijk ten goede kwamen aan de leerlingen die de ondersteuning het meest nodig hadden. Het benadrukte de focus op de objectieve zorgbehoeften van het kind, los van school- of ouderbelangen.

Financiële verantwoordelijkheid van ouders en scholen

De financiële verantwoordelijkheid van ouders en scholen omvat verschillende aspecten, van het dragen van onderwijskosten tot het zorgen voor financiële educatie en ondersteuning. Ouders zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor de directe schoolgerelateerde uitgaven, zoals de kosten voor studiematerialen, schoolkosten en de betaling van buitenschoolse activiteiten, waaronder hobby’s, sportclubs en muzieklessen. Daarnaast is het een belangrijke taak van ouders om financiële bewustwording bij te brengen en hun kinderen voor te bereiden op toekomstige financiële verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld door ze zakgeld te geven of te betrekken bij financiële beslissingen. Toen de leerlinggebonden financiering nog bestond, hadden ouders bovendien de specifieke verantwoordelijkheid om de aanvraag en het beheer van dit ‘rugzakje’ voor hun kind te regelen, wat hen een actieve rol gaf in het zorgbudget.

Scholen dragen de verantwoordelijkheid voor het transparant omgaan met de ontvangen middelen en moeten rekening houden met de financiële situatie van ouders en de (on)mogelijkheden voor kinderen. Het is daarom van belang dat scholen open met ouders communiceren over de financiële implicaties van schoolactiviteiten en waar nodig ondersteuning bieden. Zo bieden sommige middelbare scholen financiële ondersteuning aan leerlingen met financiële problemen wanneer ouders bepaalde schoolactiviteiten niet kunnen betalen. Scholen zijn ook verantwoordelijk voor duidelijke communicatie over het feit dat de vrijwillige ouderbijdrage daadwerkelijk vrijwillig is. Uiteindelijk zijn ouders en school samen verantwoordelijk voor de ontwikkeling van kinderen, waarbij duidelijke afspraken over financiële zaken en de benodigde ondersteuning essentieel zijn voor een succesvolle samenwerking.

Toepassing van leerlinggebonden financiering in het onderwijs

De toepassing van leerlinggebonden financiering in het onderwijs draaide om het principe dat het budget voor extra zorg en ondersteuning direct gekoppeld was aan de individuele leerling met speciale behoeften. Concreet betekende dit dat de financiële middelen met de leerling meebewogen naar de reguliere school van keuze, waardoor die school de nodige aanpassingen en begeleiding kon organiseren. Dit stimuleerde scholen om actief te investeren in faciliteiten en gespecialiseerd personeel, met als direct gevolg dat zij leerlingen met een ‘rugzakje’ konden opnemen en zo inclusief onderwijs op lokaal niveau bevorderden. Dit mechanisme gaf ouders meer regie en leidde tot een bredere spreiding van ondersteuningsaanbod binnen het reguliere onderwijslandschap.

Plaatsing in regulier onderwijs voor kinderen met beperkingen

De plaatsing in regulier onderwijs voor kinderen met beperkingen werd voorheen aanzienlijk vereenvoudigd door de leerlinggebonden financiering, beter bekend als het ‘rugzakje’. Dit systeem stelde ouders van kinderen met speciale behoeften in staat om te kiezen voor een plek in een reguliere school dicht bij huis, wat een belangrijke stap was richting inclusief onderwijs. Het idee hierachter vond zijn oorsprong al in de beleidsnota ‘Weer samen naar school’ uit 1990, die het doel had om kinderen met beperkingen zo lang mogelijk regulier onderwijs te laten volgen. De leerlinggebonden financiering maakte deze wens concreet door de benodigde extra middelen direct aan de leerling te koppelen, waardoor scholen de benodigde ondersteuning konden bieden en de deur openden voor inclusie.

Hoewel de leerlinggebonden financiering niet meer bestaat, blijft het bevorderen van inclusieve plaatsing een belangrijk uitgangspunt, nu onder de vlag van de Wet passend onderwijs. Vandaag de dag volgt bijvoorbeeld meer dan de helft van de kinderen met een licht verstandelijke beperking (LVB) standaard regulier onderwijs, wat aangeeft dat inclusie in de praktijk steeds meer vorm krijgt. Echter, scholen in Nederland wijzen soms leerlingen met een beperking nog direct af, wat de noodzaak benadrukt voor passende afspraken en ondersteuning. Innovatieve initiatieven zoals ‘Samen naar School-klassen’ (SNS-klassen) bieden leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen de kans om dichter bij huis naar een reguliere school te gaan en deel te nemen aan diverse activiteiten met hun leeftijdsgenoten, wat de sociale ontwikkeling enorm ten goede komt.

Ondersteuning en zorg binnen de buurt- en reguliere scholen

Binnen het reguliere onderwijs dragen scholen de verantwoordelijkheid voor het bieden van basisondersteuning aan leerlingen die extra hulp nodig hebben, wat nu valt onder de Wet Passend Onderwijs. Dit betekent dat scholen diverse vormen van ondersteuning kunnen bieden, zoals kleinere klassen, de inzet van vaste groepsleerkrachten of zelfs specialisten uit het speciaal onderwijs, om kinderen met leer-, faalangst, medische of gedragsproblemen te ondersteunen. De vroegere leerlinggebonden financiering stelde ouders in staat om deze ondersteuning te kiezen, waardoor buurtscholen werden gestimuleerd om deze zorg aan te bieden. Tegenwoordig werken scholen nauw samen met partners zoals het wijkteam en jeugdhulpaanbieders, vooral wanneer de eigen ondersteuning van de school niet volstaat, om te zorgen dat de hulp dicht bij het kind en zijn omgeving blijft. De school fungeert hierbij niet alleen als plek voor lesgeven, maar ook als een veilige omgeving waar kinderen zich op andere vlakken kunnen ontwikkelen en waar ouders de weg gewezen kunnen worden naar verdere ondersteuningsmogelijkheden.

Financiële afstemming met feitelijke onderwijsaanwezigheid

De financiële afstemming met feitelijke onderwijsaanwezigheid was een cruciaal principe binnen de vroegere leerlinggebonden financiering en blijft van belang in de huidige onderwijsfinanciering. Het houdt in dat onderwijsgelden moeten gaan naar de instantie die daadwerkelijk het onderwijs levert, om zo te waarborgen dat de middelen effectief worden ingezet waar de leerling aanwezig is. Dit principe erkent dat “aanwezig zijn op school” verder gaat dan louter fysieke aanwezigheid; het draait erom dat een kind ook geschikt en effectief passend onderwijs ontvangt, zeker voor leerlingen met speciale behoeften zoals autisme of hoogbegaafdheid. Voor situaties waarin een kind of jongere niet fulltime fysiek aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld wanneer een leerling onderwijs volgt op een zorgboerderij, konden school en kleinschalig verblijf een speciale regeling afstemmen. Deze aanwezigheidsregeling bood flexibiliteit, zoals instromen op variabele tijden of les op een kleinschalige voorziening voor één dagdeel per week, zodat de financiering naadloos aansloot bij de werkelijke onderwijsdeelname en behoeften van elke leerling.

Praktische voorbeelden van leerlinggebonden financiering

Praktische voorbeelden van leerlinggebonden financiering lieten zien hoe het ‘rugzakje’ direct werd ingezet om maatwerkondersteuning te bieden aan leerlingen met speciale behoeften binnen het reguliere onderwijs. Zo kon de leerlinggebonden financiering bijvoorbeeld worden gebruikt voor de inzet van een gespecialiseerde onderwijsassistent die een kind met autisme extra begeleidde in de klas, of voor aangepaste leermiddelen die een leerling met dyslexie hielpen bij het volgen van de lesstof. Een ander voorbeeld was de financiering van extra logopedie of fysiotherapie op school, waardoor het kind niet langer buiten schooltijd hiervoor naar aparte praktijken hoefde. Zelfs in situaties waar een leerling gedeeltelijk onderwijs volgde op een zorgboerderij, maakte de flexibiliteit van het ‘rugzakje’ het mogelijk om de financiering af te stemmen op de werkelijke onderwijsaanwezigheid en de specifieke zorgbehoeften aldaar. Dit systeem stelde ouders in staat om, na een onafhankelijke indicatiestelling, de benodigde zorgondersteuning te kiezen die de inclusie van hun kind in de buurtschool bevorderde, waarmee scholen werden gestimuleerd om actief in te spelen op deze behoeften. Dergelijke initiatieven droegen bij aan de ontwikkeling van passend onderwijs, wat tegenwoordig op andere manieren wordt gefinancierd; voor bredere mogelijkheden voor studiefinanciering en persoonlijke leningen, kunt u studiegeld lenen overwegen.

Budgetbeheer bij wisseling van leerlinggroepen

Wanneer leerlingen van groep wisselden, was zorgvuldig budgetbeheer cruciaal voor de leerlinggebonden financiering. Hoewel het individuele budget altijd bij de leerling bleef, ongeacht een klaswisseling of tijdelijke afwezigheid, kon het algemene schooljaarbudget voor een groep wel verminderd worden als een leerling vertrok, wat gevolgen had voor de groepsbegroting. Dit zorgde voor continuïteit in de persoonlijke ondersteuning, aangezien de begroting voor de specifieke zorg van een leerling niet zomaar halverwege het schooljaar kon worden aangepast. Zo werden verstoringen voorkomen en bleef de benodigde ondersteuning voor het individuele kind gewaarborgd, los van veranderingen in de klas.

Financiering van zorg en ondersteuning op zorgboerderijen

De financiering van zorg en ondersteuning op zorgboerderijen gebeurt hoofdzakelijk via diverse bekostigingsvormen om een breed scala aan zorgbehoeften en doelgroepen te kunnen bedienen. PGB (Persoonsgebonden Budget) en ZIN (Zorg in Natura) zijn de meest voorkomende financieringsmogelijkheden; PGB geeft cliënten of hun vertegenwoordigers de regie over de inkoop van zorg, terwijl ZIN betekent dat de zorgboerderij de zorg direct levert en afrekent met de betrokken instantie. Daarnaast is particuliere financiering een optie voor degenen die zelf de kosten dragen, en werken zorgboerderijen vaak met onderaanneming of onderaanbesteding, waarbij ze zorg leveren in opdracht van een grotere zorgaanbieder. Hoewel het vroegere systeem van leerlinggebonden financiering zich richtte op onderwijsondersteuning voor specifieke leerlingen, maken deze huidige financieringsmodellen het mogelijk om een breed scala aan zorgbehoeften op de boerderij te faciliteren, zoals dagbesteding, wonen, of specifieke begeleiding voor ouderen met dementie, mensen met een verstandelijke beperking, of jongeren met jeugdzorgvragen.

Wettelijke basis en actuele wetgeving over leerlinggebonden financiering

De wettelijke basis voor de vroegere leerlinggebonden financiering, beter bekend als het ‘rugzakje’, lag in de Wet leerlinggebonden financiering (LGF-wet) en het bijbehorende beleidsplan ‘De rugzak’, die in 2003 werden ingevoerd. Deze wetgeving maakte het mogelijk dat ouders van kinderen met speciale behoeften zelf zorgondersteuning konden kiezen binnen het reguliere onderwijs, met als doel scholen te stimuleren deze zorg te bieden en zo de toestroom naar het speciaal onderwijs te verminderen. Echter, dit systeem is in 2014 afgeschaft en vervangen door de Wet passend onderwijs, die een andere financieringsaanpak hanteert. Actuele wetgeving, zoals het Wetsvoorstel Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs dat op 1 januari 2023 inging, introduceert een basisbedrag lumpsum per leerling en per school voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, waarbij gelijke bekostiging per leerling ongeacht leeftijd geldt. Bovendien wordt de wet- en regelgeving rondom zorg in onderwijstijd continu aangepast, met recente wijzigingen op 5 april 2023, om de financiering voor leerlingen in het speciaal onderwijs eenvoudiger te organiseren.

Ontwikkelingen sinds invoering in 2003

Sinds de invoering van de leerlinggebonden financiering in 2003, via de LGF-wet en het beleidsplan ‘De rugzak’, hebben er fundamentele veranderingen plaatsgevonden in de financiering van extra ondersteuning voor leerlingen met speciale behoeften. Waar het ‘rugzakje’ oorspronkelijk een individueel aan de leerling gekoppeld budget was, verschoof de aanpak drastisch in 2014 met de introductie van de Wet passend onderwijs. Deze wet verving de leerlinggebonden financiering en legde de verantwoordelijkheid voor passend onderwijs breder neer bij de scholen zelf, georganiseerd in samenwerkingsverbanden. Deze ontwikkeling leidde tot een financieringsmodel waarbij middelen in de vorm van een lumpsumvergoeding aan scholen werden toegekend, met als doel een meer collectieve en geïntegreerde ondersteuning voor alle leerlingen binnen de regio. Latere aanpassingen, zoals het Wetsvoorstel Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs dat in 2023 inging, hebben deze ontwikkeling verder verstevigd door een basisbedrag lumpsum per leerling en per school te introduceren voor het primair, speciaal basis- en voortgezet speciaal onderwijs, wat de financiering verder heeft vereenvoudigd.

Relatie met Wet passend onderwijs

De Wet passend onderwijs, ingevoerd in 2014, heeft de vroegere leerlinggebonden financiering (‘rugzakje’) afgeschaft en vervangen door een nieuwe benadering van onderwijsondersteuning. Deze wet is erop gericht om hulp effectiever, sneller en preventiever te bieden, met als hoofddoel dat elk kind een passende schoolplek krijgt die aansluit bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Waar leerlinggebonden financiering een individueel budget direct aan de leerling koppelde, legt de Wet passend onderwijs de verantwoordelijkheid voor het vinden van een passende plek en het bieden van ondersteuning breder neer bij de scholen zelf en de samenwerkingsverbanden. Scholen hebben nu de zorgplicht om elke ingeschreven leerling de zo passend mogelijke vorm van onderwijs aan te bieden, waarbij het uitgangspunt ‘regulier als het kan, speciaal als het moet’ centraal staat en de focus ligt op onderwijsondersteuning gebaseerd op daadwerkelijke behoeften in plaats van medische labels.

Gebouwgebonden financiering binnen het onderwijsfinancieringssysteem

Gebouwgebonden financiering binnen het onderwijsfinancieringssysteem omvat de financiële middelen die specifiek bedoeld zijn voor de bouw, renovatie en het onderhoud van fysieke schoolgebouwen en faciliteiten. Dit type financiering is essentieel voor het creëren van een passende leeromgeving en staat los van de middelen die direct aan leerlingen of operationele kosten zijn gekoppeld. Zo worden projecten zoals de gebouwgebonden financiering van de bouwfase van ‘Schools of Tomorrow’ vaak geregeld via een apart bouwkrediet of een bouwlening. Voor de herontwikkeling en transformatie van bestaande gebouwen in de onderwijssector, wordt vaak gebruikgemaakt van tijdelijke bouwfinanciering voor bestaande gebouwen. Het uitgangspunt van dergelijke tijdelijke financieringen is dat het onderpand na voltooiing van de verbouwing wordt doorverkocht, per stuk uit te ponden of hergefinancierd bij een reguliere vastgoedbank. Een gefaseerd financieringsdeel binnen bouwfinanciering kan daarbij zorgen voor een beperking van de rentekostenlasten tijdens de verbouwingsperiode, wat de financiële druk op onderwijsinstellingen verlicht. Dit is een fundamenteel andere benadering dan de vroegere leerlinggebonden financiering, die zich richtte op de individuele ondersteuning van leerlingen.

Rente op studielening en de aftrekbaarheid daarvan

In Nederland is de rente die je betaalt over een studielening doorgaans niet aftrekbaar van de belasting. Waar je de rente op geldleningen voor de aankoop, verbetering of onderhoud van je eigen huis wél mag aftrekken van je belastbaar inkomen in Box 1, gelden deze specifieke belastingvoordelen niet voor studieleningen. Het is belangrijk dit onderscheid te maken, zeker omdat andere vormen van onderwijsfinanciering, zoals de vroegere leerlinggebonden financiering – een direct budget voor specifieke onderwijsondersteuning – een heel ander financieel karakter hadden en geen rentelast kenden die fiscaal aftrekbaar kon zijn.

Studiegeld lenen: mogelijkheden en voorwaarden voor studenten

Als student in Nederland zijn er verschillende manieren om studiegeld te lenen, voornamelijk via de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) of, in sommige gevallen, via een bank of kredietverstrekker. Een studielening van DUO stelt je in staat om extra geld te lenen voor je opleiding, bedoeld voor het betalen van collegegeld of studiematerialen, en deze lening is rentedragend voor studenten die vanaf 1 september 2015 voor het eerst een bachelor- of masteropleiding volgen. Het geleende bedrag kun je maandelijks aanpassen. Voor studenten ouder dan 30 jaar biedt het levenlanglerenkrediet een mogelijkheid om lesgeld en examenkosten te financieren. Daarnaast kunnen studenten met ouders die beperkt kunnen meebetalen een aanvullende beurs aanvragen, die voor een ouderlijk inkomen tot €35.200 (vanaf studiejaar 2023/2024) maximaal €416,00 per maand kan bedragen.

Als een studielening via DUO niet toereikend is of niet mogelijk, kunnen studenten ook een lening voor studie aanvragen bij een bank of kredietverstrekker. Hierbij bepalen je inkomsten, vaste lasten en studieschuld het maximale leenbedrag, gebaseerd op een inkomens- en lastentoets. Het is echter belangrijk te weten dat studentenkredieten via banken vaak duurder uitvallen omdat rente al tijdens de studie wordt doorberekend zonder aflossing. Bovendien is de rente die je betaalt over een studielening in Nederland doorgaans niet aftrekbaar van de belasting. Voor studenten die buiten de reguliere financieringsregelingen vallen, zoals om een opleiding af te ronden, bestaat er soms een renteloze studielening of gift tot € 5.000, waarvoor specifieke indieningstermijnen gelden.

Veelgestelde vragen over leerlinggebonden financiering

Hoe vraag ik leerlinggebonden financiering aan?

Leerlinggebonden financiering, ook wel bekend als het ‘rugzakje’, kan in 2025 niet meer worden aangevraagd. Dit systeem is namelijk met de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014 afgeschaft en vervangen door een andere financieringsaanpak voor onderwijsondersteuning. Vroeger regelden ouders van leerlingen de aanvraag zelf op basis van een onafhankelijke indicatiestelling, wat hen de regie gaf over de extra zorg en ondersteuning voor hun kind. Tegenwoordig vindt de financiering van ondersteuning plaats via collectieve middelen die naar samenwerkingsverbanden van scholen gaan, waardoor de directe aanvraag door ouders voor een individueel budget is komen te vervallen.

Kan leerlinggebonden financiering worden aangepast tijdens het schooljaar?

Nee, leerlinggebonden financiering kan in 2025 niet meer tijdens het schooljaar worden aangepast, aangezien dit systeem met de invoering van de Wet passend onderwijs in 2014 is afgeschaft. Tijdens de periode dat het ‘rugzakje’ wel bestond, was het beleid juist gericht op het voorkomen van aanpassingen aan het individuele budget gedurende het schooljaar. Het doel hiervan was om continuïteit en stabiliteit in de zorg en ondersteuning voor de leerling te waarborgen, ongeacht wisselingen van groep of tijdelijke afwezigheid. Dit betekende concreet dat de begroting voor de specifieke zorg van een leerling niet halverwege het schooljaar werd gewijzigd, zodat de benodigde ondersteuning zonder onderbreking kon doorgaan voor het kind.

Wat gebeurt er met het budget als een leerling van school wisselt?

Wanneer een leerling met leerlinggebonden financiering van school wisselde, verhuisde het individuele budget voor extra zorg en ondersteuning mee naar de nieuwe onderwijsinstelling. Dit ‘rugzakje’ was namelijk direct aan de leerling gekoppeld, wat ervoor zorgde dat de benodigde ondersteuning zonder onderbreking kon doorgaan, ongeacht de specifieke school. Voor de school waar de leerling vertrok, betekende dit wel dat een deel van het algemene schooljaarbudget voor de betreffende groep verminderd kon worden. Het beleid was erop gericht om de continuïteit in de zorgbegroting van de leerling te waarborgen en onnodige verschuivingen van middelen te voorkomen.

Welke rol spelen ouders bij het regelen van financiering?

Onder het voormalige systeem van leerlinggebonden financiering, beter bekend als het ‘rugzakje’, speelden ouders een cruciale en actieve rol bij het regelen van de financiering voor extra zorg en ondersteuning voor hun kind. Zij waren specifiek verantwoordelijk voor het initiëren en beheren van de aanvraag van dit budget. Dit proces begon met een onafhankelijke indicatiestelling, die noodzakelijk was om vast te stellen of een kind in aanmerking kwam voor de extra financiële middelen. Deze directe betrokkenheid gaf ouders de vrijheid en de regie om zelf de zorgondersteuning te kiezen die het beste paste bij de behoeften van hun kind binnen het reguliere onderwijs, en zorgde ervoor dat de benodigde middelen effectief werden ingezet.

Hoe verhoudt leerlinggebonden financiering zich tot andere vormen van studiefinanciering?

Waar leerlinggebonden financiering specifiek gericht was op extra zorg en ondersteuning voor kinderen met speciale behoeften binnen het reguliere basis- en voortgezet onderwijs, heeft studiefinanciering een heel ander doel en richt het zich primair op studenten in het mbo, hbo en universitair onderwijs. De leerlinggebonden financiering, die in 2014 werd afgeschaft, was een individueel budget om inclusie te bevorderen en had geen terugbetalingsplicht. Andere vormen van studiefinanciering, zoals de studielening component studiefinanciering via DUO, het levenlanglerenkrediet of de aanvullende beurs, zijn daarentegen bedoeld om collegegeld of studiematerialen te bekostigen en studenten financieel te ondersteunen tijdens hun opleiding. Een belangrijk verschil is dat de studielening voor studenten die vanaf 1 september 2015 een bachelor- of masteropleiding volgen een rentedragende lening betreft, die na de studie moet worden terugbetaald. De studiefinanciering is bovendien een bredere tegemoetkoming van de overheid die ook een basisbeurs kan omvatten voor mbo-studenten en studenten in het hoger onderwijs, en kent andere vormen van publieke individuele financiering van onderwijs zoals de lerarenbeurs en tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Wat anderen over Lening.nl zeggen

793 klanten beoordelen ons met een 4.4/5

Makkelijk aan te vragen

.

heel makkelij

snel

.

.

goed

great

Nog geen ervaring

Geen ervaring

Goed

Nog geen ervaring

Snel

Top

Snel

Aanvragen ging heel erg snel, maar wel professioneel

Dat ga ik nog ondekken

Dat ga ik nog ontdekken

Car financial

Snelle